De Historie van de Wetsingersluis

De Wetsingersluis in verval.

Afb. 1 - De Wetsingersluis in verval.

Deze bijdrage is tot stand gekomen
m.b.v. aantekeningen, afbeeldingen
en medewerking van:

Grietje Rogaar,
Ing. Hendrik Rogaar,
Agnes Hamming,
Fokko Leutscher,
Harm Ph. Rogaar,
Albert Ph. H. Rogaar,
René A. van Iterson,
Albert van der Beek,
Luuk Balt en de Streekhistorische
Vereniging Middagherland.

De Historie van de Wetsingersluis door Agnes Hamming

Inleiding

Reeds als jonge meid van 14 à 15 jaar was ik vaak bij Wetsingersluis te vinden; soms alleen, maar ook wel vaak met anderen. Je kon er heerlijk zwemmen en vanaf de sluiskade naar beneden duiken, maar we waren soms ook tijden bezig om binnen de cirkelmuur bij de brug alles onkruidvrij te maken. Bij zomerdag en vooral ’s avonds was het een echte hangout plek, waar het gezellig was en waarbij de jongeren uit Sauwerd en de nodige versnaperingen niet ontbraken. Uit veiligheid had men de brug in de geopende stand gefixeerd; als het dan een enkeling was gelukt de brug weer in beweging te krijgen belde ik de Provincie om de brug weer vast te lassen.
In 1993 werd ik bestuurslid bij de Streekhistorische Vereniging Middagherland. Nog steeds gefascineert door deze plek aan het Reitdiep nam ik contact op met de oud-bewoners van Wetsingersluis, dook vervolgens in de Groninger archieven en schreef voor de nieuwsbrief het artikel “Historie van een vergeten sluis”.

Op het moment dat in 1994 duidelijk werd dat de Wetsingersluis op de nominatie stond te worden gesloopt, heb ik van alles uit de kast gehaald om dat te voorkomen. Met medewerking van gedeputeerden Mirjam de Meijer en
A. Fennema en verslaggever Wim Jassies, die een mooi artikel schreef over het belang van het behoud van de Wetsingersluis trok ik samen met de SV Middagherland ten strijdde tot behoud van dit erfgoed. Het protest heeft z’n resultaat gehad: De plannen tot sloop gingen in de ijskast.

Nadat in 1997 duidelijk werd dat Wetsingersluis zou worden gerenoveerd heb ik me voorgenomen de geschiedenis van dit historisch complex inzichtelijk te maken en te beschrijven. Hiertoe heb ik gebruik gemaakt van het “nieuwsbrief-artikel” van 1993, van nieuw vergaard materiaal en informatie uit vraaggesprekken. Tijdens het intervieuw met Hennie Rogaar (zoon van de laatste sluismeester/Harm Ph. Rogaar) stuitte ik op de beschreven vertellingen van zijn “tante Grietje Rogaar”. Deze ontdekking heb ik als een schatvondst ervaren, want het lezen hiervan brengt de geschiedenis bij Wetsingersluis en in de directe omgeving rond 1900 weer echt tot leven.

 

 

Dagblad van het Noorden, 17-06-1994, Wim Jassies.

Dagblad van het Noorden,
17-06-1994, Wim Jassies.


De geschiedenis

Omstreeks 1900. Stoomschip, de "Sofia" wordt geschut in de Wetsingersluis; op de achtergrond de sluismeesterswoning.

Afb. 3 - Omstreeks 1900. Stoomschip, de "Sofia" wordt geschut in de Wetsingersluis; op de achtergrond de sluismeesterswoning.

Om te weten wat er aan de bouw van de Wetsingersluis vooraf ging, en waarom de sluis nu precies daar geplaatst is, gaan we ver terug in de tijd. Al in 1601 waren er plannen om het Reitdiep bij Zoutkamp van de zee af te sluiten. In 1611 werd die mogelijkheid opnieuw onderzocht, maar de klus was te groot, daarna verdween het idee ruim tweehonderd jaar naar de achtergrond. Pas vele jaren later, tussen 1873 en 1877 zouden de plannen ten uitvoer worden gebracht.

De stad Groningen was als zeehaven een belangrijk centrum en stond via het Reitdiep in open verbinding met de zee. Hierdoor was eb en vloed merkbaar tot aan de stad. Het binnenwater van de stad werd gescheiden door de Grote Spilsluizen (1674, bij de Ossenmarkt), en de Kleine Spilsluizen (1674, in de Aa, ten hoogte van de Visserstraat). Het Winschoterdiep en Hoornsche Diep mondden uit in het Reitdiep, daarbij kwam het water van de gebieden onder de latere waterschappen Hunsingo en Westerkwartier. Het overtollige water werd op het Reitdiep geloosd via de Aduarderzijl, Wetsingerzijl, Schaphalsterzijl, Kommerzijl en Schouwerzijl. Doordat er weinig verschil merkbaar was tussen eb en vloed kon er vaak niet worden afgestroomd, waardoor de monding van het Reitdiep begon dicht te slibben. Ook rustte er een zware taak op de lange rivierdijken, die erg zwak waren. In 1850 was het provinciebestuur overgegaan tot het regelmatig ploegen van de bodem van het Reitdiep met schotploeg en krabbelaar, dit was zonder resultaat. Daarbij kwam de toenemende diepgang van de koopvaardijschepen, en het probleem van de voornamelijk westenwinden. Er leek een oplossing te zijn; afdamming aan de monding!

Men besefte wel dat met alleen de afsluiting van het Reitdiep de problemen nog niet opgelost waren. Het toestromen van water uit het Winschoterdiep en Hoornsche Diep zou het waterpeil doen stijgen, en daardoor zou het afwateren van Hunsingo en Westerkwartier bemoeilijkt worden. Om de afvoercapaciteit van het Reitdiep te garanderen kwamen er als snel plannen voor het aanleggen van een schut- en afwateringssluis bij Wetsinge. Het Reitdiep stroomopwaarts van de sluis (naar het zuiden) zou gelijk komen te liggen met het Eemskanaal en daarmee het Winschoterpeil NAP + 0,62 m) krijgen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Restanten van Wetsingersluis na de sloop.

Afb. 2 - Restanten van Wetsingersluis na de sloop.


De plannen

Zoals reeds vermeld waren er al plannen in 1601 en 1611. Omstreeks 1827 werden er twee punten aangewezen die in aanmerking kwamen voor de afsluiting. Ten eerste een afsluiting nabij de Wetsingerzijl, ten tweede een afsluiting nabij Ruigezand. Er werd een gemengde commissie ingesteld die onderzoek moest doen welke van de twee de beste plaats tot afdamming zou zijn. In het rapport van 15 april 1831 was de commissie van oordeel dat de afsluiting niet bij de Wetsingerzijl, maar aan de Ruigezandsterpolder, met een tussensluis te Wetsinge bewerkstelligd moest worden. Uiteindelijk werd eind 1833 besloten om alle ontwerpen voor onbepaalde tijd te laten rusten.

Pas in 1854 viel het besluit van de Provinciale Staten van Groningen om het Reitdiep te verruimen, te verdiepen en af te sluiten, dus een afsluitdijk en een zeesluis bij Zoutkamp en een dam en schutsluis bij Wetsinge. De Reitdiepplannen werden samen met de overige kanalenplannen in juli 1855 ondergebracht bij de Staatscommissie die belast was met het onderzoek van de ‘Plannen ter verbetering der scheepvaartkanalen en de indeeling dezer provincie in nieuwe waterschappen’. Deze commissie nam de plannen van de Provinciale Staten over. In de stad Groningen was niet iedereen overtuigd van het nut van afsluiting. Het gemeentebestuur van Groningen wilde een sterk verbeterde vaarweg van Groningen naar Delfzijl tot stand brengen en de stad Groningen stelde haar medewerking aan de afsluiting van het Reitdiep daaraan afhankelijk. Uiteindelijk werd deze vaarweg, het Eemskanaal (1876), in de kanalenplannen opgenomen. Het kanalenrapport werd voltooid op 16 juli 1856, met als hoofdbestanddelen, de plannen om Groningen door middel van een groot scheepvaartkanaal met de Eems bij Delfzijl te verbinden en de mond van het Reitdiep af te sluiten bij Zoutkamp. Uiteindelijk viel in 1864 het besluit tot de aanleg van het Eemskanaal. De gemeente Groningen ging pas in 1868 definitief akkoord met de afsluiting.

Er werd een begin gemaakt met de voorbereidingen in 1868.
Op 2 augustus 1870 namen de Provinciale Staten de definitieve beslissing tot afsluiting.
De belangrijkste voordelen welke de provincie beoogd zijn:

  • Een op een bestendig en laag peil gebracht Reitdiep biedt zekerheid voor een lager afvoer
    van water in de waterschappen Hunsingo en Westerkwartier.
  • De vrees voor dijkdoorbraak wordt weggenomen.
  • De Reitdiepsdijken, die aanvankelijk duur zijn in onderhoud worden nu binnendijken.

In 1873 werd een aanvang gemaakt met de aanleg van een afsluitingsdijk en zeesluizen bij Zoutkamp, en een dam en schutsluis bij Wetsinge. Er waren vele tegenslagen, toch werd het werk in 1877 afgerond.

Door de afsluiting hadden de kilometers lange dijken geen zeewaterkerende functie meer, en werden slaperdijken. De werking van eb en vloed was in de stad Groningen niet meer merkbaar, waardoor de stad het karakter als zeehaven verloor, ook het Reitdiep verloor een gedeelte van zijn scheepvaartfunctie omdat in 1876 het Eemskanaal gereed was als nieuwe scheepvaarverbinding van de stad Groningen, via Delfzijl, met de zee.

De spilsluizen in de stad Groningen werden opengezet en in 1900 opgeruimd. Het Reitdiep kreeg vanaf de stad tot aan de Wetsingersluis een waterpeil van NAP + 0,55 m. Het benedenpand, stroomafwaarts van de sluis tot Zoutkamp kreeg een waterpeil van NAP – 0,92 m.

 

 

 

 

 

Uit Groninger Courant 16 mei 1873.

Afb. 4 - Uit Groninger Courant
16 mei 1873.

Uittreksel
Voordracht ter zake van uitvoering van de kanalisatiewerken 1868.

De afsluiting te Wetsinge zal worden gelegd boven de tot het waterschap Hunsingo behoorende Wetsingerzijl, in het westelijk rak ter plaatse van den regten oever in den breeden kwelder, die de gelegenheid geeft er de sluis in te leggen, met verlegging van de geul boven en beneden de sluis.
Aan den afsluitingsdijk, die 150 el lang zal zijn, die eene kruinsbreedte van 7 el zal bezitten, zal eene hoogte worden gegeven van 1.30 el + W.P. De dijk zal onder voldoende taluds worden gelegd en door binnen- en buitenbermen worden versterkt. Op den dijk zal een rijweg tot verbinding met Hunsingo en het Westerkwartier worden gelegd. Over de sluisopening zal eene beweegbare brug worden gebouwd, ten einde de verbrokene gemeenschap te herstellen. In den kwelder en dus buiten de tegenwoordige geul zal in den afsluitingsdijk eene schutsluis worden gebouwd van 9 el doorvaartswijdte, met een bovenslagdorpel van
3.50 el ÷ laagwater te Zoutkamp. De schutkolk zal 50 el lang zijn.

De sluis zal voorzien zijn, ten behoeve van de doorschutting van schepen, van een paar boven- en een paar benedendeuren. Buitendien moeten de benedendeuren toldeuren bezitten om er gebruik van te maken, wanneer er afstrooming uit het Winschoterdiep langs het Reitdiep noodig wordt geoordeeld tot reiniging van het Winschoterdiep in Groningen. Volgt de afsluitingsdijk de lijn van Zoutkamp naar den Nitterts- of Frieschenhoek, dan valt het Munnekezijl met hare buitengeul binnen dien dijk en het zal noodig zijn de kromme geul in een min of meer regt kanaal te veranderen en eene afzonderlijke sluis tot ontlasting van Frieslands boezemwater in den afsluitingsdijk te leggen. Dit laatste is in het belang van deze provincie noodig, omdat het Friesche peil hooger ligt dan de peilen van het Westerkwartier en Hunsingo, en wordt ook door Friesland wenschelijk geacht.

Aan het kanaal, waarvan hier sprake is, zal eene voeldoende bodemsbreedte worden gegeven bij een diepte van 2 el ÷ Friesch zomerpeil of op 3.287 el ÷ W.P. Zij zal van een paar stormdeuren, een paar buitenvloeddeuren en van een paar ebdeuren met toldeuren worden voorzien en, zoo er eene opene sluis wordt gebouwd, door eene draaibrug worden overspannen. Voor den tijd van uitvoering worden twee jaren voor voldoende gerekend. In het begin van 1871 dient met den sluisbouw bij Wetsinge en te Zoutkamp te worden begonnen, opdat het geheele werk, met inbegrip van de sluis in den afsluitingsdijk ten behoeve van Friesland, in 1872 zij voltooid. De kosten zijn begroot op f 1,476,000.

Afsluiting te Wetsingerzijl

1e Het vervallen van 4 uren provinciale dijk.
2e De stad Groningen en de daarboven liggende landen zullen van de zeevloeden bevrijd worden,
en dezelfde landen zullen eene verbeterde uitwatering krijgen.
3e De communicatiën der stads wateren met het Hoen- en Boterdiep zullen met minder kosten,
dan zonder afsluiting, kunnen uitgevoerd worden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uit het Nieuwsblad van het Noorden van 1911.

Afb. 5 - Een artikel in de krant getuigt de bezorgdheid van de Garnwerders dat indien er een “grintweg” over de dijk naar de brug in Wetsingersluis zou worden aangelegd, dat van een (zeer gewenste brug) over het Reitdiep bij Garnwerd nimmer iets terecht zou komen. Uit het Nieuwsblad van het Noorden van 1911.


De bouw
Er waren twee redenen waarom de Wetsingersluis op die plek geplaatst is. De aan het Reitdiep liggende zijlen moesten op het benedenpand (ten noorden van de sluis) uitwateren, de sluis kon dus niet lager komen te liggen dan de Wetsingerzijl. Een andere reden was dat het bovenpand zich benedenwaarts, dus tussen de sluis en de stad Groningen, zo ver mogelijk moest uitstrekken, om “met de minste graving de vereiste diepte voor de zeeschepen te verkrijgen”. Volgens het ‘Bestek en Voorwaarden voor de afsluiting van het Reitdiep bij Wetsinge’ ging men als volgt te werk. Op de kwelderlanden bij Wetsinge werd een ringdijk gelegd en een sluisput binnen de ringdijk gegraven, vervolgens werd er een stenen schutsluis gebouwd en een beweegbare brug over het benedenhoofd gelegd. Er werd een kanaal gegraven boven en beneden de schutsluis, een dijk in het Reitdiep gelegd, en de beide Reitdiepsdijken werden met het beneden sluishoofd verbonden.  
Afb. 8 - Een aangepaste situatieschets van aanleg van Wetsingersluis; weergave omstreeks 1934. Getekend door ing. Hendrik (Hennie) Rogaar (1915-1998).

Afb. 8 - Een aangepaste situatieschets van aanleg van Wetsingersluis; weergave omstreeks 1934.
Getekend door ing. Hendrik (Hennie) Rogaar (1915-1998).

A. De Reitdiepsdijk. B. Oude Reitdieploop. C. Het Huidige Reitdiep. D. Het niveau van dit gedeelte was bijna 1 meter hoger dan de rest.
 Dit is niet meer zichtbaar doordat het hele stuk land destijds is opgespoten met baggerspecie; ook de Reitdiepdijk lijkt hierdoor veel lager geworden. E. “De Dam”, dit is de plek waar vroeger het Reitdiep is afgedamd, toen de Wetsingersluis een keersluis werd is de dam verlengd naar de sluis door middel van een dijkje. F. De woning van de sluisknecht, gebouwd in ± 1913. G. De woning van de sluismeester, gebouwd in 1875. H. De schutsluis en de draaibrug.
Bouwtekening van de Wetsingersluis.

Afb. 9 - Bouwtekening van de Wetsingersluis.

Afmetingen: De ringdijk kreeg een totale lengte van ± 500 meter, een kruinhoogte van W.P. + 3,30 meter, en kruinbreedte van 1 meter. De schutsluis kreeg een totale lengte van 74,35 meter. De lengte van de schutkolk tussen de hoofden gemeten; 50 meter, de wijdte in het midden van de schutkolk 21 meter. De sluishoofden kregen een doorvaartwijdte van 9 meter. Het te graven kanaal kreeg boven de sluis (ten zuiden) een lengte van 300 meter met een diepte van 4 meter, beneden de sluis (ten noorden) een lengte van 70 meter met een diepte van 6 meter. De schutsluis werd definitief in werking gesteld door een dam in de oude rivierloop te leggen, deze slibde nu vanzelf dicht. De Wetsingersluis zorgde voor een scheiding tussen een hoger waterpeil ten zuiden van de sluis (0,55 meter + NAP), en een lager waterpeil ten noorden van de sluis (- 0,92 meter – NAP). Het peilverschil was ongeveer 1,5 meter. De bouwers ondervonden tijdens het werk vele tegenslagen waaronder verzakking en grondverschuiving, ook bleek de aannemer niet voldoende kapitaalkrachtig en het werk werd dan ook drie keer opnieuw aanbesteed. Uiteindelijk werden de werkzaamheden in 1877 afgerond.

 

Schetskaart-a Wetsingersluis - uitvoering.

Afb. 6 - Schetskaart-a Wetsingersluis - uitvoering.

Schetskaart-b Wetsingersluis - uitvoering.

Afb. 7 - Schetskaart-b Wetsingersluis - uitvoering.

Wetsingersluis met uitvarende boten, omstreeks 1930.

Afb. 10 - Wetsingersluis met uitvarende boten, omstreeks 1930.


De draaibrug

Draaibrug over het Reitdiep te Wetsingersluis.

Afb. 11 - Draaibrug over het Reitdiep te Wetsingersluis.

Bij de Wetsingersluis werd een ijzeren draaibrug op het benedenhoofd geplaatst. Aan weerszijden van deze prachtige brug werden gegoten kolommen met daarop het jaartal 1875 geplaatst, op de leuning kruizen werden rosetten aangebracht, ook van gegoten ijzer. De brug kreeg een crème kleur. De draaibrug was het het type dat in de 19e eeuw vaak werd toegepast, met name in het noorden van het land. De brug bij de Wetsingersluis is een zogenaamde ongelijkarmige draaibrug met tuiwerk (één doorvaartopening, en de draaias op de wal). De brug kreeg een totale lengte van 19.60 meter, het onderdek een breedte van 3.70 meter, het bovendek 3.00 meter, en werd gemaakt van zowel getrokken, gesmeed als gegoten ijzer.

De brug lag niet, zoals nu, op de westzijde van het Reitdiep, maar aan de oostzijde. Dit had te maken met de constructie van de brug. Doordat de brug vanaf het draaipunt erg ver over de wal stak, en de oprit van de brug zowel aan de oost- als westkant een bocht van 90 º moest maken kon niet op de westzijde liggen, de brug zou dan bij het draaien de huizen bijna voorbij steken. De brug werd dan ook vanaf de oostzijde met de hand bediend door de sluisknecht. Hij liep van huis over de brug naar de overkant, draaide de brug open en bleef gedurende de open stand aan de oostzijde van de sluis.

Moest hij bij openstand toch naar huis, dan ging hij via de dan altijd gesloten bovensluisdeuren, welke voorzien waren van railingen, terug. De brug werd veel gebruikt door omwonenden, te voet, met fiets of met paard en wagen.

Afb. 14b - Restauratiewerkzaamheden Wetsingersluis, 1905.

Afb. 14b - Restauratiewerkzaamheden Wetsingersluis, 1905.

De brug.

Afb. 15 - De brug.

De Brug.

Afb. 16 - De Brug.

 

Foto van de brug, gemaakt in oostelijke richting.

Afb. 12 - Foto van de brug, gemaakt in oostelijke richting.

Restant van het smalspoor voor de lorries met schotbalken.

Afb. 13 - Restant van het smalspoor voor de lorries met schotbalken.

Afb. 14a - Herstelwerkzaamheden aan de sluis in 1905.

Afb. 14a - Herstelwerkzaamheden aan de sluis in 1905.

Kaartschets.

Afb. 17 - Kaartschets.

Het benedenhoofd aan de oostzijde van het Reitdiep.

Afb. 18 - Het benedenhoofd aan de oostzijde van het Reitdiep.


Sluismeesters, sluisknechten en een brugwachter

De Provincie Groningen stelde een sluismeester aan, hij was dus ook in dienst daarvan. De sluismeester en zijn familie namen intrek in de in 1875 gebouwde sluismeesters woning. Tiemem Willem Pronk was vanaf december 1888 tot oktober 1893 sluismeester. Philippus Harmannus Rogaar, geboren in 1846 te Delfzijl, was, voordat hij in 1893 tot sluismeester werd benoemd bij de Wetsingersluis, sluismeester bij de Groevesluis- zuidzijde in Appingedam. Zijn zoon Harmannus Philippus Rogaar volgde hem in 1907 op.

De sluismeester werd bijgestaan door twee sluisknechten, voordat er in 1913 een woning voor de sluismeestersknecht gebouwd werd, waren zij vaak inwonend bij de sluismeester en zijn gezin, of woonden in een woonschuit.

Sluisknechten waren onder andere;
Wessel Schuitema en Jan Kooi,
Siemen Huizinga en Sietze Visser (1898),
Lammert Huizinga (1901, broer van Siemen Huizinga) en Broer Visser
Bernard Dijk (tot 1925),
Bakker en Van Lennep.
Wieger Pettinga was de laatste bewoner van de brugwachterswoning.

Harm Philippus Rogaar was sluismeester tot 1931, daarna werd hij met zijn gezin overgeplaatst naar de Dorkwerdersluis.

Toen de Wetsingersluis in 1931 de functie als schutsluis verloor en een keersluis werd, moest de draaibrug echter wel blijven functioneren. Er werd dus een brugwachter aangesteld, en in 1931 nam Pieter van der Beek met zijn gezin hun intrek in de sluismeesterswoning. Hij gebruikte de inmiddels leegstaande brugwachterswoning deels voor bewoning en deels als opslagplaats.

De familie Van der Beek woonde tot 1947 bij de Wetsingersluis. Omdat er in die tijd een gebrek aan bouwmaterialen was, werden de twee woningen afgebroken, het materiaal werd deels gebruikt om twee huizen in Sauwerd te bouwen.

Opgetekende herinneringen van brugwachtersdochter,

mevr. Trijn van der Beek:

De nieuwe aanstelling van vader als brugwachter bij Wetsingersluis was voor ons gezin een enorme verandering; want voorheen hadden we in Munnekezijl een kledingwinkel, waarbij vader met de hondenkar langs de huizen ging om de artikelen te verkopen. Het leven bij de sluis was prachtig, wel eenzaam maar woog niet op tegen de enorme vrijheid die we daar hadden. Met paard en wagen werd er over ons 7,5 bunder land gereden om de oogst binnen te halen. Er werd van alles verbouwd, van koren tot bieten en aardappels. De dorsmachine kon niet naar de Wetsingersluis komen, dus de vrachten koren werden met paard en wagen over de brug naar Hekkum gereden. Het koren voor eigen gebruik werd gemalen in de Garnwerder molen en kwam mee terug in de boot. Vader genoot van een praatje daar.

De geoogste bieten werden per schip naar de suikerfabriek vervoerd, en de aardappelen werden vanuit huis verkocht. Naast de sluiswachterswoning lag een appelhof, en in de stal stond een paard en twee koeien. Boodschappen werden gebracht door kruidenier Rozema uit Wetsinge, Bakker Berghuis uit Wetsinge, Slager Mollema uit Garnwerd en Bakker Swartenkot uit Sauwerd. Slager Mollema kwam bij de familie van der Beek ook slachten; dan werd de trap op het achterdeel schuin tegen de muur gezet en het varken of schaap in de kamer geslacht. Slager Mollema was mijn grote vriend; zijn kinderen schreven in mijn poëziealbum.

Mensen uit Garnwerd liepen over de brug naar Sauwerd ’s Avonds als het donker werd, werden er grote lantaarns aangestoken om de sluis te markeren voor de schippers. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog was het een roerige tijd bij de Wetsingersluis. De Duitsers vorderden boten, en veel boten verscholen zich dan ook bij de Wetsingersluis. Onderduikers kwamen om 17:00 uur bij de sluis en kregen daar te eten, vervolgens vertrokken ze naar boeren in de omgeving om zich te verschuilen, maar ook bij nood stond er achter op het land een hok waar ze konden verblijven. De NSB’ers werden na de oorlog in een land tussen de Wetsingersluis en de Oostumerweg op een rij gezet en allemaal kaal geschoren.

Foto van de Wetsingersluis : suikerbieten, boot in de schutkolk.
Op de achtergrond : sluiswachterswoningen, benedenhoofd, schotbalkenloods, Op de voorgrond li/re: onderduiker, Roelfke van der Beek-Kraima, Aaltje, Trijn, Pieter van der Beek, onderduiker (met schop) en boer Veltman.

Afb. 23 - Foto van de Wetsingersluis : suikerbieten, boot in de schutkolk.
 Op de achtergrond: sluiswachterswoningen, benedenhoofd, schotbalkenloods, Op de voorgrond li/re: onderduiker, Roelfke van der Beek-Kraima, Aaltje, Trijn, Pieter van der Beek, onderduiker (met schop) en boer Veltman.

Afb. 19 - Ph. H. Rogaar, 1846-1931.

Afb. 19 - Ph. H. Rogaar, 1846-1931.

Afb. 20 - H. Ph. Rogaar, 1881-1954.

Afb. 20 - H. Ph. Rogaar, 1881-1954.

Afb. 21 - Sluismeesterswoning, omstreeks 1940.

Afb. 21 - Sluismeesterswoning, omstreeks 1940.

De drie dochters van Pieter van der Beek van links naar rechts: Aaltje, Gé en Trijn.

Afb. 22 - De drie dochters van Pieter van der Beek van links naar rechts: Aaltje, Gé en Trijn.


Het einde van een tijdperk

De Wetsingersluis fungeerde als schutsluis van 1877 tot 1931, dus zo’n 54 jaar. In 1929 werd begonnen met het graven van het Van Starkenborghkanaal en met de bouw van de schutsluis te Dorkwerd, welke in 1931 gereed was om de functie van de Wetsingersluis over te nemen. De sluisdeuren van Wetsingersluis werden overgeplaatst naar de Dorkwerdersluis. Na die tijd werd de Wetsingersluis een keersluis die bij eventuele doorbraak bij Zoutkamp afgesloten kon worden met vloedbalken. De draaibrug werd verplaatst naar de westzijde van het Reitdiep, en het gehele noordelijke sluishoofd werd toen samen met de brug 1.20 meter verhoogd, wat nog aan het metselwerk te zien is. Een schotbalkloods werd destijds aan de oostzijde gebouwd om de lorries met daarop de vloedbalken te bergen. Als bij eventuele calamiteiten het Reitdiep afgesloten zou moeten worden, werd de brug over het Reitdiep gedraaid en werden zo de lorries via een smalspoor op de brug gereden, waarna de vloedbalken door een gat in het houten brugdek in de daarvoor bestemde sponningen in het sluishoofd geschoven konden worden. Deze vloedbalken waren tot 1973 aanwezig maar zijn nooit gebruikt.

Het bovenhoofd (zuidelijk sluishoofd) en een gedeelte van de schutkolk is ten behoeve van de scheepvaart gesloopt, waarbij volgens overlevering zelfs explosieven gebruikt zijn. De Wetsingersluis heeft veel moeten doorstaan, maar bleek toch redelijk bestand tegen de tand des tijds! Het benedenhoofd met de draaibrug en een gedeelte van de schutkolk zijn nog jaren “intact” gebleven. Ook al was de brug oud en roestig, hij troonde nog vele jaren hoog boven het omringende landschap uit, met nog steeds het jaartal 1875 op de kolommen te lezen. Want wat was het al die jaren een prachtige plek voor velen. De jeugds trok er ’s zomers op uit om er te zwemmen of lange zomeravonden door te brengen.

Ook voor voorbijkomende wandelaars en natuurlijk de enorme hoeveelheid recreatievaart was de sluis een geliefd object om te fotograferen of te filmen, zich dan afvragend wat dit toch eigenlijk geweest was. En zij die van de historie van de eens zo bedrijvige Wetsingersluis afwisten konden hier op deze afgelegen plek hun gedachten laten gaan. De Wetsingersluis, zo’n belangrijk onderdeel van de waterstaatkundige geschiedenis van Groningen, mocht nooit verloren gaan...

Het afgebroken bovenhoofd.

Afb. 25 - Het afgebroken bovenhoofd.

 

 

 

 

 

 

 

Weergave van het gesloopte deel van de sluis.

Afb. 24 - Weergave van het gesloopte deel van de sluis.


Een nieuw begin

Na vele jaren overleg met zowel provincie als gemeente was het 1998 dan eindelijk zover. In het kader van het project plattelandsontwikkeling Middag-Humsterland wordt in 1997 besloten tot herstel van de Wetsingersluis. “Om het 19e eeuwse karakter van het Reitdiep in stand te houden alsmede de zichtbare restanten van een boeiende afwateringsgeschiedenis wordt voorgesteld de sluis niet te slopen, maar deels te herstellen, met name de oude draaibrug, die een schakel in tal van cultuurhistorische routes kan vormen”. Zowel een visuele inspectie als een duikeronderzoek worden uitgevoerd, en een inspectie rapport wordt geschreven. Uit dit onderzoek blijkt dat het sluishoofd nog voldoende sterk is, alleen het metselwerk moet worden gerepareerd. De brug was in een zorgelijke staat, al vermeldt het inspectierapport dat het opvallend is dat de stalen onderdelen van deze leeftijd nog aanwezig zijn. Uit de resultaten van de duikinspectie blijkt dat de sluisvoer in goede staat is, er ligt wel veel puin en zelfs een gedeelte van de schotbalken zitten nog in de sponningen.

Niet alles van de brug kon hergebruikt worden, maar men besefte wel dat er niet “zomaar” een draaibrug geplaatst kon worden. De huidige brug is een kopie van de oude, weliswaar één die aan alle hedendaagse eisen voldoet, maar de oude kolommen met het jaartal 1875 zijn origineel en prijken dan ook weer als vanouds op de brug! De vier zogenaamde krullen aan het eind van de brug leuningen zijn exacte kopieën van het origineel. Ook bij de keuze van de kleur is getracht rekening te houden met een crème kleur die in vroeger tijden veel gebruikt werd. In oktober 2000 was het dan zover, vroeg in de ochtend werd de brug in zijn geheel op een ponton geladen om weer naar zijn oude bestemming teruggebracht te worden. Alle restauratie werkzaamheden werden begin 2001 afgerond.

En daar ligt hij dan, niet helemaal in oude glorie, maar eigenlijk wordt de Wetsingersluis op deze manier toch gedeeltelijk in ere hersteld, met name de brug, die weer gebruikt wordt, net als vroeger. Weliswaar geen handbediening, ook zullen er geen paard en wagen overgaan, maar fietsen en wandelen kan wel, dus vroeger tijden herleven als het ware.

De gerenoveerde brug op z’n ligplaats.

Afb. 27 - De gerenoveerde brug op z’n ligplaats.

Wetenswaardigheden

- Omdat vele jaren na de afbraak van de schotbalkenloods de geschiedenis niet bij een ieder bekend was werd aan de hand van de restanten dikwijls verondersteld dat de draaibrug een spoorbrug was geweest voor lorries met klei voor de steenfabrieken. Dit werd ook versterkt doordat er bij Oostum ook een spoor gelegen heeft, dus werd aangenomen dat er een spoor vanaf Oostum door het land naar de Wetsingersluis liep.
De Oostumer wierde is tussen 1905 en 1913 afgegraven en lorries met daarin de wierde aarde werden over een spoor, door een tunnel onder de Oostumerweg naar het Reitdiep vervoerd, maar uiteraard niet via de Wetsingersluis. De tunnel onder de Oostumerweg aan de noordkant van de wierde is nog intact en nog steeds te bezichtigen.
- Als het in de zomer erg warm was zette het ijzer van de brug uit, de brug kon dan niet helemaal dicht.
- De oostkant van het Reitdiep was gemeente Adorp en de westkant gemeente Ezinge. De grens liep door het Reitdiep. Na 1875 bleef de oude grens gelden en zo kon het gebeuren, dat het stukje land met de huizen en de sluis behoorden tot de gemeente Adorp. Dit was dan ook een uitzondering op de regel, dat het Reitdiep de grens was!
- Er heeft nog lange tijd een sloot langs de westelijke Reitdiep dijk gelopen, dit was een restant van de oude Reitdieploop.
- De openingstijden van de sluis waren ’s zomers van ’s ochtends 5:00 uur tot ‘s avonds 20:00 uur, en ’s winters van ’s ochtends 6:00 uur tot ’s avonds 19:00 uur.
- Een zeilschip betaalde 2 cent per ton aan tolgelden.

 

De gerenoveerde brug op een ponton met 2 hijskranen.

Afb. 26 - De gerenoveerde brug op een ponton
met 2 hijskranen.

 

 

 

 

 

 

 

Bronvermelding 

Beeldmateriaal
Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven: 6, 7, 9, 11, 14a, 24
Gedenk-fotoboek: "Adorp, Sauwerd en Wetsinge in oude foto’s" (1972-1973) samengesteld door
dhr. J.Bakker en mw. G.D. Boonstra-Ludden: 14b
Historische Kranten – Delpher, Krantenarchief Kon. Bibliotheek Den Haag: 4, 5, 10
Kadaster, Topografische kaart 1934: 17
Albert van der Beek: 21, 25
Trijn van der Beek: 22, 23
Harm Philippus Rogaar: 1, 3, 19, 20,
Agnes Hamming: 2, 8, 12, 13, 15, 16, 18, 26, 27

Geraadpleegde literatuur
- Provincie Groningen, verbetering der Scheep-vaartkanalen. Afsluiting bij Wetsinge.
Dienst 1873-1874. Bestek en voorwaarden voor de afsluiting v/h Reitdiep bij Wetsinge, met bijbehoorende werken. RAG
- Rapport van de gemengde Kommissie, bij Koninklijk besluit van den 15 april 1831, N, 1, ingesteld, tot nader onderzoek van het ontwerp der afsluiting van het Reitdiep, bij de Wetzingerzijl, in de Provincie Groningen, mitsgaders van de daartegen ingediende bezwaren. RAG
- Historie van Groningen Stad en land.
Hoofdstuk Waterstaat Tijdvak ca. 1850 tot ca. 1880.
Onder redactie van dr. W.J. Formsma e.a.
- Archief Provinciale Waterstaat 1850-1924. RAG
- Beekman, de wateren van Nederland 1948. RAG
- De Provincie Groningen en hare defensie in de laatste twee eeuwen, 1874. RAG
- 100 jaar Provinciale Waterstaat Groningen
1865-1965.
- Bruggen in Nederland 1800-1940, beweegbare bruggen, Nederlandse Bruggen Stichting.
- Verzameling brochures betreffende plannen tot afsluiting van het Reitdiep 1840-1878.
N.J. van der Lee, G. Reinders, W.W. Buma
Appingedam Fransemacollectie 699

Copyright © 2015 Agnes Hamming
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, geluidsband, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

Designed By Joolu Themes