Auteur: Fokko Leutscher
Redactioneel: Henk Meulenbeld
Afbeeldingen en geraadpleegde literatuur:
Annejet van der Zijl, Jagtlust, Em. Querido’s Uitgeverij BV, Amsterdam-Antwerpen, 2010. Kees Kuiken, Beek, Frederike Martine ten Harmsen van der, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. Monic Slingerland, Beddingen van Onbegrip, artikel Trouw 18-09-2003 Knipsel: Familiecollectie fam. Hammingh.
Een bijzondere groep binnen alle ambachten vormen de kunstenaars. In 1828 beschreef schoolmeester De Vries de Garnwerders als 'eenvoudige, vreedzame, nederige, spaarzame, eerlijke, godsdienstige en vrij oprechte mensen met een werkzaam leven en daarbij weinig vermaak en uitspanningen'. Dit kwam niet overeen met het beeld dat de Garnwerders van de kunstenaars hadden.
De eerste 'kunstenaars' zijn met enig voorbehoud verwelkomt. Ze waren redelijk 'veilig', want ze kwamen alleen maar schilderen in het dorp en verdwenen weer vanzelf. Soms liet de kunstenaar een werkje achter, zoals Johan Dijkstra bij Hammingh als 'bedankje' voor het laten drogen van de doeken in de bovenzaal. Het waren met name de leden van kunstgilde 'De Ploeg' die met grote regelmaat Garnwerd en het Reitdiep in al haar pracht kleurig wilden vereeuwigen zoals Jan Altink, Jan van der Zee, Jannes de Vries, George Martens, Riekele Prins, Ben Walrecht en Johan Dijkstra.
Dat Garnwerd binnen haar eigen gelederen ook kunstzinnige cultuurdragers had, was voor de lokale bevolking even wennen. Zo vond met het wel leuk dat Hendrik Vos in 1817, als schoenmakersknecht een gedicht over alle ambachten schreef , maar dat men in plaats van lichamelijke arbeid met kunst de kost wilde verdienen, dat werd niet helemaal begrepen. Dat betrof ook Bé Kracht, zoon van Geert Kracht en Jantina Knoop aan de Burgemeester Brouwerstraat. Bé, geboren in 1933 hetzelfde jaar dat de brug over het Reitdiep is gebouwd, was de eerste kunstschilder in Garnwerd. (zie: ‘Tussen Meeuw en Leeuw’).
Fritzi ten Harmsen van der Beek
In juni 1971 kwam er naast ‘boer Veenstra’ aan de Burgemeester Brouwersstraat literair kunstenaar, dichtster en tekenares Fritzi Harmsen van Beek (geboren Frederike Martine ten Harmsen van der Beek) wonen. ‘Fritzi’ was op 28 juni 1927 in Blaricum geboren en had voordat ze in Garnwerd kwam wonen een turbulent leven achter de rug. Tijdens haar verblijf als au-pair in Genoble werd Fritzi zwanger van een Franse geologiestudent, trouwde in 1951, schonk het leven aan zoon Gilles en keerde na het overlijden van haar vader in 1953 terug naar het ouderlijk huis in Blaricum. Al tijdens haar eerste huwelijk begonnen Fritzi en haar flierefluitende broer Hendrik (Hein) de erfenis van hun ouders er doorheen te jagen.
Als kinderen van illustrator Eelco ten Harmsen van der Beek, ontwerper van onder anderen Flipje van Tiel en het beroemde RVS-echtpaar met paraplu, groeiden ze op in grote welstand, maar leerden nooit op eigen benen te staan. In 1954 eigenden ze zich de leegstaande villa Jagtlust aan de Eemnesserweg in Blaricum toe. Jagtlust werd de buitensociëteit van de Amsterdamse ‘bohème’, een vrij leven van kunstenaars en studenten, onder wie Simon Vinkenoog, Rijk de Gooijer en Gerard Reve.
Een tijd waar de artistieke creativiteit niet centraal stond, maar alle aandacht uitging naar drinken, vrijen, slapen en zonnen op het dak. Daar leerde Fritzi ook dichter, columnist en schrijver Remco Campert kennen. In Jagtlust werd uitbundig geleefd. ‘Je stampte met je voet op de grond en het was feest’, schetste Campert de geest van die tijd. Fritzi en Remco zijn enkele jaren stormachtig gehuwd geweest.
Nadat enkele uitgevers Fritzi wisten te bewegen om een dichtbundel uit te geven verscheen in 1965 ‘Geachte muizepoot’ en achttien andere gedichten. Het leek een keerpunt in het leven van Van Beek, die werd betiteld als het grootste dichterlijke talent in vele jaren.
De Belgische schrijver Hugo Claus adoreerde haar werk. Haar roem werd vergroot door een omslagartikel in de Haagse Post en een televisie-interview met Ed Hoornik.
Ze maakte haar gedichten voor de gelegenheid, in huiselijke kring. Maar kon er dan ook dagen mee bezig zijn. Woorden die spontaan kwamen opborrelen, onverwachte zijdelingse invallen die aanvankelijk niets met het eigenlijke onderwerp van doen leken te hebben, doorhalingen en herhalingen; kortom het leek het product van een chaotische geest, die de zaak niet meer in de hand had.
Maar dat was schijn; Fritzi beheerste het ambacht wel degelijk. Het leek chaos, maar het was techniek. Wat dat betreft waren haar gedichten te vergelijken met de papieren knipsels die ze maakte. Ze plakte ze op de tussendeuren in haar villa. Ragfijne kunstwerkjes zijn het, en gezien de hoeveelheid moet ze er uren en uren aan besteed hebben. Uit haar mond kwam poëzie, uit haar handen kwamen kunstige knipsels en tekeningetjes en gedichten.
In 1969 bracht Fritzi haar eerste verhalenbundel ‘Neerbraak’ uit onder de afgekorte naam die ook haar vader had gebruikt: Harmsen van Beek. Inmiddels meed ze publieke optredens. Zelfs op het Boekenbal kwam ze niet meer. Drank en depressie, maar ook zorg om haar losgeslagen zoon Gilles maakten dat zij het isolement verkoos. Tot haar ontsteltenis besloot de Amsterdamse gemeenteraad in 1970 tot de verkoop van Jagtlust. Het huis diende in mei 1971 leeg te worden opgeleverd. Een oude familievriend regelde met financiële steun van vrienden en bekenden de aankoop van een arbeidershuisje in de Burgemeester Brouwersstraat in Garnwerd.
In juni 1971 verhuisde Fritzi naar haar ‘crottage’, zoals ze haar nieuwe onderkomen noemde. Haar Garnwerder cultuurschok kwam ze goed door. Al snel ontfermde een aantal Garnwerders zich over haar.
Ze ging weer schrijven; de verhalenbundel Hoenderlust (1972) en de dichtbundel Kus of ik schrijf (1975). Enkele voor haar belangrijke contacten uit de directe omgeving waren kunstenaar Matthijs Röling uit Feerwerd (hij werd haar nieuwe ‘verloofde’), vriendin Suzanne Rohde en overbuurvrouw en vriendin Geertje Zwaan.
Matthijs bracht in deze periode beschilderingen aan op de keukenkastjes van Fritzi. Haar kleine gepubliceerde oeuvre bleef relatief onbekend, maar een juweeltje zoals de leedbetuiging aan haar kat ‘Goedemorgen? Hemelse mevrouw Ping’ springt eruit.
Het “welkom met voorbehoud” betrof ook de studenten, die in de jaren zeventig met hun andere levensstijl intrek namen in de huisjes van de Burgemeester Brouwersstraat namen. Zij werden aanvankelijk met de nodige argwaan gadegeslagen, maar ondanks het verschil in welstand en cultuur werden ze uiteindelijk door de dorpsgemeenschap opgenomen. Hun actieve inbreng en deelname aan het verenigingsleven vormde daarbij een positieve schakel. Het accepteren van deze verscheidenheid is tot op de dag van vandaag een sterk punt van de Garnwerders.
Ook haar vriendin Renate Rubinstein kwam regelmatig in Garnwerd op bezoek. Maurits Rubinstein, de neef van Renate, fungeerde dan als chauffeur. Hij maakte, op verzoek van Renate, geluidsopnames van Fritzi, die een aantal van haar gedichten voorleest. Die opnames uit 1989 zijn gepubliceerd in het in 2010 verschenen luisterboek. Ze schrijft met haar stem. Fritzi kwam vrijwel niet meer in contact met het culturele leven in de Randstad. Zelfs de Adriaan Roland Holstpenning, die ze in 1994 voor haar oeuvre kreeg, kon haar niet bewegen het dorp te verlaten. In 2007 overleed haar zoon.
Na in 2005 noodgedwongen haar huisje in Garnwerd te hebben verlaten, overleed ze april 2009 in een verzorgingshuis in Groningen. Hoewel ze al jaren anoniem leefde, prijkte haar overlijden als nieuwsbericht op teletekst van de NOS. In de stad is ze in besloten kring gecremeerd. Pogingen om van haar 'crottage' in Garnwerd een museum te maken, mislukten. Ook het initiatief het tot een gesubsidieerd schrijvershuisje om te bouwen, haalde het niet. Wel is het bouwval in 2013 gerestaureerd. In hetzelfde jaar werd haar verzameld werk (waaronder soms verrassend proza) uitgegeven.
Haar archief, waarin zich naast manuscripten en foto's brieven van onder anderen Charlotte Mutsaers, Cees Nooteboom, Gerard Reve en Renate Rubinstein bevinden, is in 2012 in het bezit gekomen van het Letterkundig Museum. Haar erven zijn Joost Kircz (oud-bijleraar van haar zoon) en Geertje Zwaan.
Oeuvreprijzen
Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 1975 voor haar gehele oeuvre.
Trevanian-poëzieprijs 1984, à zevenduizend gulden.
Adriaan Roland Holstpenning 1994, à tienduizend gulden.
Kunstenaarscollectief
Geïnspireerd door de vele Ploegschilders en vele anderen is het aantal kunstenaars in Garnwerd sindsdien en met name na de komst van beeldend kunstenaar Jon Gardella (zie : ‘Tussen Meeuw en Leeuw’) met rasse schreden toegenomen. In Garnwerd huizen momenteel acht professionele kunstenaars en zijn ook circa 25 amateurs actief. Kortom, Garnwerd is de laatste eeuw sterk veranderd, van een doorsnee gemeenschap in een kleurig en kunstenaarsrijk dorp.