Auteur: Fokko Leutscher
Geraadpleegde literatuur: Jan J. Delvigne e.a., Vroeger in Middag, Uit de historie van de gemeente Ezinge, Profiel, i.s.m. de Streekhistorische Vereniging Middagherland, Bedum, 1994. Historische kranten-Delpher, Krantenarchief van de Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Er is waarschijnlijk in de hele provincie Groningen geen kerkje te vinden dat vaker getekend, geschilderd of gefotografeerd is als het kerkje van Oostum. Mede door de afgegraven wierde trekt dit 13e eeuwse kerkje alle aandacht in dit prachtig landschap. De kerk behoorde in de katholieke tijd tot het dekenaat Baflo, dat deel uitmaakte van het bisdom Munster. Oostum lag in een gebied, waar het klooster van Aduard veel land, bezittingen en invloed had.
Kerkelijke combinaties
In 1594, het jaar dat de reformatie voor Groningen een feit was (op 24 juli van dat jaar werden in Groningen de altaren en heiligenbeelden verwijderd) werd Oostum kerkelijk gecombineerd met Garnwerd en Feerwerd. Feerwerd scheidde zich 1609 al weer af. Enkele uitzonderingen vormden o.a. de jaren 1597 tot 1601, toen Oostum gecombineerd was met Wierum en de periode van 1663 tot 1679, toen Oostum een eigen predikant had, in de persoon van Petrus Groenouw.
Na de laatste oorlog (01-01-1954) gingen Oldehove, Ezinge, Feerwerd, Garnwerd-Oostum een pastoraal verband aan waar na enige tijd zich ook Niehove bij aansloot. Vanaf 1972 vormden Ezinge, Feerwerd en Garnwerd-Oostum een gezamenlijke gemeente.
Collatierecht
Het recht om een predikant te benoemen in Oostum berustte tot 1815 aan het geslacht van Lewe van Aduard. De inwoners van Garnwerd en Oostum kochten in dat jaar het “collatierecht” terug voor 1.202 gulden.
Kerkdiensten in het “plat”.
Omstreeks 1870 heeft Oostum Lutherse kerkdiensten gekend. Deze werden in het “plat” gehouden t.b.v. de Tiggelwaarkers, die in de zomer op de steenfabrieken werkten en afkomstig waren uit Bentheim en Lippe. Ook na de oorlog heeft Oostum nog kerkdiensten gekend, waarbij de diensten in het Gronings dialect veel aandacht trokken. “Mit noame domie Engel Jan Struif is voak de veurganger bie de grunneger kerstnachtdainsten en poasdainsten”
Volgens Mekke van Dijk, timmerman en tevens koster, was het vroeger de gewoonte dat de mannen tijdens de kerkdienst op de banken aan de zuidzijde zaten en de vrouwen aan de noordkant.
Het kerkje
In 1856 verkeerde de kerk in een zeer slechte toestand en overwoog men zelfs de kerk af te breken, zoals op veel plaatsen (o.a. in Wierum-1828) gebeurd is. In de zuid-gevel is siermetselwerk aangebracht in romano-gotiek, een bouwstijl die in Groningen vooral tussen 1225 en 1350 veel opgang maakte.
Het is dan ook mogelijk dat de kerk uit deze periode stamt. De dakpannen die de kerk bedekken, zijn voor een groot deel van een type dat nog maar zelden wordt aangetroffen. Het zijn zogenaamde monniken en nonnen, halfronde pannen, die afwisselend met de holle en bolle kant naar boven liggen.
Op de zuidzijde zijn hierin nog de restanten van twee kruismotieven te zien, boven elke travee één. De kruisen zijn aangebracht door donkere pannen tussen de rode te leggen.
De kruismotieven hebben de vorm van een Grieks kruis (grondvorm van vele protestante en katholieke kerken), vermengd met een Andreaskruis (heraldiek).
Helaas heeft men bij latere reparaties van het dak hier niet op gelet, waardoor bepaalde stukken van beide kruisen van hun plaats zijn geraakt. Het feit dat deze versieringen in deze oude holle en bolle pannen voorkomen, wijst op de hoge ouderdom ervan en waarschijnlijk met de bouw van de kerk zijn aangebracht.

Op het midden van het dak is het gemengd motief (Grieks en Andreas) duidelijk zichtbaar; foto Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven.
Oorspronkelijk had de kerk drie traveeën (muurvakken). Maar door de bouw van de toren in de 14e eeuw kwam een halve travee te vervallen. Dat verklaart ook de stand van de rechthoekige toren (meestal vierkant) en ook dat het zadeldak noord-zuid is gericht (normaal oost-west). In het noorden is nergens een dergelijk geplaatste toren te vinden.
In de kerk liggen onder de kerkvoogdij-banken twee 16e eeuwse grafzerken, namelijk voor Gerbrant Weersema uit 1570 en Zweve Weersema uit 1579.
De oudste grafzerk buiten de kerk dateert uit 1847. Door informatie uit de archieven van Feerwerd en Oostum met elkaar te vergelijken is af te leiden dat de klok (gegoten door Hendrik Kokenbacker in 1466) in 1697 door Feerwerd aan Oostum is verkocht.
Afgraving wierde
Als eigenaren van de oostelijke wierde waren de gebroeders Olthoff in 1905 al actief om een begin te maken met het afgraven van de wierdegrond van Oostum. In 1912 was de volledige afgraving een feit. In 1910 hadden de gebroeders Olthoff ook nog een stuk wierdegrond (51 are) van hun buurman Drenth gekocht voor 7.000 gulden, om dit vervolgens ook af te graven. Omdat de hoge gemeentelijke (grind-)weg een hindernis vormde voor de afvoer van de westelijk gelegen wierdegrond naar het Reitdiep, hebben de gebroeders Olthoff vergunning gevraagd om voor een tunnel onder de gemeenteweg.
De karren met grond gingen eerst door de tunnel, vervolgens via de weg die leidt naar de laadplaats aan het Reitdiep. De vergunning werd verleend en in 1913 vond de start plaats van de afgraving van het westelijk deel van de wierde.
Het was gebruikelijk dat de eerste schipper zijn lading afgegraven wierdegrond gratis ontving en met de vlag in top naar zijn bestemming vertrok. De tweedeschipper kreeg de halve lading 'om niet', daarna was het gedaan met de voorrechten. Nadat de kleinere wierde van Olthoff was afgegraven, werd de wierde van buurman Drenth ‘aan de snee’ gebracht.
Ook in Oostum werden diverse archeologische vondsten gedaan. Een bijzondere opgraving op grote diepte waren reusachtige horens, die nog vast zaten aan de kop van een kolossaal dier.
Deze horens zijn het eigendom geworden van een familielid, Hendrik Aalfs Bennema, hotelhouder te Zuidhorn. Andere vondsten in Oostum waren: een gouden Dominus-gulden van Philips van Bourgondië, Bisschop van Utrecht (1517-1524), gouden en bronzen naalden, een bronzen fibula, een bronzen haardtangetje, bronzen charivari, bronzen spoor, een dito potdeksel, Saksische en Frankische potten en scherven van geometrisch versierd aardewerk. De meeste gevonden voorwerpen werden afgestaan aan het Museum van Oudheden.